De IJsbeer

 

  De ijsbeer is een grote witte poolbeer. Zijn vacht is vrijwel geheel vuilwit als aanpassing aan de sneeuw- en ijsvelden van het noordpoolgebied. Hij heeft naar verhouding een kleine, lange kop. Het lichaam kan tot 2,5 m lang worden; schouderhoogte tot 1,6 m, gewicht mannetje ca. 410 kg (max. ruim 700 kg); de vrouwtjes zijn aanzienlijk lichter. De staart is als bij alle beren zeer kort (maximaal 13 m lang). De voetzolen zijn lang behaard en hij heeft zwemvliezen tot halverwege de tenen.

 

 

IJsberen zijn de grootste roofdieren op aarde, al komen sommige bruine beren bijna tot hetzelfde maximumgewicht. Ze zijn erg goed aangepast aan de extreme kou van de noordpool. Hun vacht en speklaag zorgt voor isolatie. Door hun behaarde voetzolen glijden ze niet uit op het ijs. IJsberen kunnen uitstekend zwemmen en hebben geen last van het ijskoude water.  

 

  IJsberen jagen vooral op zeehonden. Hoewel ze zeer goede zwemmers zijn vangen ze de zeehonden op het droge. Soms wachten ze doodstil geduldig bij een ademgat. Een andere jachttechniek is de sluipjacht, waarbij de ijsbeer op zijn schutkleur en snelheid (tot 55 km/uur!) vertrouwt. Op zoek naar prooi en aas maakt de ijsbeer gebruik van zijn uitstekende reukvermogen. Op het land worden ook andere dieren gegeten (kleine knaagdieren, o.a. in lemmingjaren; aas in de vorm van aangespoelde walvissen) en o.a. ook bessen; soms wordt ook vis gevangen (zalmtrek).

 

Alleen in de paartijd zoeken mannetjes de vrouwtjes op; na een draagtijd van 8 maanden worden meestal twee - naar verhouding zeer kleine - jongen in een warm sneeuwhol geboren. De jongen zijn blinde nestblijvers, die een langdurige opvoeding behoeven.  

 

 

  IJsberen overwinteren niet op dezelfde wijze als bruine beren; zij laten zich op een beschutte plaats insneeuwen tegen eind november, maar zijn vaak al eind februari weer op pad. Bij de winterslaap van de bruine beer zijn alle lichaamsfuncties vertraagd en daalt de lichaamstemperatuur, iet wat bij ijsberen niet het geval is.

 

 

IJsberen worden laat geslachtsrijp en leven lang; in dierentuinen zijn leeftijden van meer dan 40 jaar bereikt. De voortplanting in dierentuinen levert nogal eens problemen op.  

 

Door de jacht is het dier hier en daar sterk bedreigd (mooie pels, trofee), maar is vooral door zijn zwervende natuur (meedrijven met pakijs; migratiebewegingen) toch nog vrij algemeen.

 

Vergeet mijn gastenboek niet!